HEEMLAND TIJDINGEN
Wat hier gebeurt, is van historische betekenis,' zei de
schrijver Harry Mulisch temidden van tienduizenden demonstranten op de
Amsterdamse Dam tegen de verslaggever van de Süddeutsche Zeitung. Het was elf
uur nadat de cineast Theo van Gogh elders in de hoofdstad door een laffe moslim
was afgeslacht. 'Deze moord zal ons Europa van de Europese Unie meer veranderen
dan we beseffen. Ons kleine, vredelievende en rustige Nederland is verleden
tijd. Ik kan het begrijpen als mensen het land willen verlaten.'
Mulisch was een van de eersten die de impact en de internationale context van de
moord op waarde wisten te schatten. De moord werd door de 'geschokte' en
'verbijsterde' politici en de vele en onverwachte vrienden die Van Gogh na zijn
dood bleek te hebben, vooral in verband gebracht met de vrijheid van
meningsuiting en de ongeruste vraag of er in Nederland nu een 'wij' en een 'zij'
waren ontstaan.
Nadat de eerste brandstichters en kladderaars hun werk hadden gedaan, verschoof
het accent, ook in het buitenland, naar de vraag waar het tolerante
"multiculturele" Nederland was gebleven. De minister-president verliet
vervolgens, acht dagen na de moord op Van Gogh, voor het eerst de Haagse en
Brusselse vergaderzalen om een troostend bezoek te brengen aan Uden, waar een
islamitische school afbrandde.
Weer drie dagen later spraken premier Jan Peter Balkenende en minister van
Justitie Piet Hein Donner hun christen-democratische partijgenoten toe met de
boodschap dat het zaak was om in Nederland geen beledigende termen 'die wonden
kunnen slaan' meer te gebruiken. De terrorist Mohammed Bouyeri werd wel heel
snel beloond.
Ontkenning
Nu al staat vast dat deze novembermaand -wellicht meer nog dan de meimaand van
2002, toen Pim Fortuyn door Links werd vermoord - tot de roerigste perioden uit
de naoorlogse geschiedenis behoort. Een maand met gebeurtenissen die zichtbaar
maakten wat tot dan toe weliswaar niet onzichtbaar was, maar veelal wel
onzichtbaar was gehouden, en daarmee gemakshalve als niet-bestaand werd
beschouwd. Een maand ook, waarin de Nederlandse politieke, sociale en culturele
geschiedenis van de jaren dertig tot heden samenkwam in moord, brandstichting,
woede, verwarring en onzekerheid. Een maand waarin de in de laatste halve eeuw
gebruikelijk geworden reflexen van ontkenning, van schuld en van gedogen, alweer
rap de boventoon kregen.
De belangrijkste ingrediënten van de vaderlandse geschiedenis van de laatste
zeventig jaar zijn enerzijds de Duitse bezetting en de jodenvervolging, en
anderzijds het afwikkelen van een koloniale periode van meer dan drie eeuwen.
Het relatief stabiele Nederland - waar de bazen van de religieuze en
ideologische zuilen hun volgelingen stevig in de hand hielden en samen besloten
wat goed was voor het volk, en waar vrouwen geen noemenswaardige economische of
politieke rol speelden - raakte in de jaren zestig van zijn stuk.
In die dagen ontstond het hoog-morele Nederland van goed en fout, dat de
schuldcomplexen van jodenvervolging en koloniale 'onderdrukking' compenseerde
door voorop te gaan lopen in het geven van ontwikkelingshulp en het toelaten en
met schuldgevoel bejegenen van vreemdelingen. Een land dat de nationale
eigenheden en de eigen staat relativeerde en verving door een
internationalistisch zelfbeeld. Een land ook waarin de angst om te discrimineren
zo groot werd dat het er niet voor terugdeinst om systematisch het zicht op de
feiten weg te nemen door een stevige repressie op het vrije woord.
Het alleenrecht op het morele kompas werd vanaf de jaren zestig
vooral opgeëist door links: door linkse politici en door linkse vleugels in de
centrumpartijen. 'Conservatief' en 'rechts' werden sowieso buiten de orde
geplaatst, buiten het taalgebruik en buiten het aanvaardbaar geachte deel van
het politieke, sociale en culturele domein. De kwestie van de massale vestiging
van vreemdelingen van verre is de laatste dertig jaar het grootste verboden
terrein geworden in het 'correcte' Nederland. Een om reden van angstige
prudentie weinig opgemerkt en inmiddels nogal navrant gegeven is dat het vooral joodse
linkse politici waren die de laatste decennia als poortwachters fungeerden
van wat doorging voor wenselijk en onwenselijk, voor goed en fout.
PvdA-politici als Ed. van Thijn, Hedy d'Ancona, Jacques Wallage, Harry van
den Bergh en Marcel van Dam behoorden tot de prominentste pleitbezorgers van
de als paradijselijk voorgestelde multiculturele samenleving en de
onwenselijkheid van een noemenswaardige selectie van immigranten. Onrustbarende
feiten werden met een simpele verwijzing naar discriminatie weggepoetst.
Immigranten werden, wat hun migratiemotief ook mocht zijn, steevast als
vluchteling voorgesteld. De verwijzing naar de bejegening van joden in de jaren
voor en de jodenvernietiging tijdens de Tweede Wereldoorlog was nooit ver weg.
Tulpenlandje
In de buitenlandse media domineert nu de teleurstelling over het rustige
tulpenlandje, waar extreem-rechts geen serieuze kans kreeg, in tegenstelling tot
veel andere Europese landen. In werkelijkheid waren de spanningen die de
immigratie uit de Derde Wereld, veelal uit islamitische landen, opriep
natuurlijk niet kleiner dan elders. Eerder groter zelfs. De omvang van de
immigratie in Nederland was verhoudingsgewijs omvangrijker dan in enig ander
Europees land.
Nergens in Europa verkleurden zowel grote als kleine steden in de jaren
zeventig, tachtig en negentig zo snel, evenals door de asielzoekersspreiding het
platteland. Geen enkel West-Europees land kreeg in zo'n hoog tempo zo'n grote,
nog steeds snel doorgroeiende, islamitische populatie als Nederland. Zie
bijgaande grafiek.
Stadsdelen verkommerden, de allochtoon die het zich kon permitteren, trok weg.
De gevangenisbevolking was voor minstens driekwart allochtoon en de
immigranten hadden drie, vier, vijf keer zo vaak een uitkering als andere
ingezetenen. Het zogeheten klimaat van verharding was er allang, alleen
mocht het niet worden gesignaleerd en er al helemaal niet over worden gesproken
(Rascisme! Discriminatie!).
Toen, vooral in Amsterdam, joden en joodse instellingen steeds vaker slachtoffer
werden van keppeltjesjachten en intimidaties, en leraren niet eens meer de kans
kregen de holocaust te berde te brengen, zwegen de vaste lobbyisten tegen
racisme en discriminatie - al helemaal over het feit dat de anti-semitische
acties vrijwel altijd werden gepleegd door Marokkaanse moslims. En ja: zeker
worden jonge Marokkanen gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, en natuurlijk is dat
uit den boze. Maar die discriminatie, waar ook onschuldigen de dupe van zijn,
komt niet uit het niets. Ondernemers die zitten te springen om personeel en soms
ook nog hun steentje aan de cohesie willen bijdragen, hebben nu eenmaal verreweg
de slechtste ervaringen met Marokkaanse jongemannen. Ook Marokkaanse
ondernemers zien er vaak van af om hun eigen landslieden aan te nemen, of
beperken zich tot familie.
Siddering
Pas toen de van huis uit linkse - en dus "onverdachte" - publicist
Paul Scheffer een kleine vijf jaar geleden het 'multiculturele drama' aanzegde,
kwam er een rimpeling in de vijver. Niet lang, want de zelfgenoegzame
poortwachters van de publieke opinie stelden vast dat er nu toch vrijelijk kon
worden gedebatteerd, en dat er dus niks aan de hand was.
Er ging een siddering door het land toen na 11 september 2001 bleek dat de
Nederlandse moslimpopulatie in meerderheid de aanslagen in New York en
Washington 'begreep ', goedkeurde of alleen over de moslim-slachtoffers treurde.
Premier Wim Kok kondigde ook in Nederland de oorlog tegen 'het terrorisme' aan,
maar zelfs na de aanslagen in Madrid op 11 maart van dit jaar leek de ernst van
de situatie maar niet door te dringen.
De week na de dood van Theo van Gogh en de daaropvolgende reeks arrestaties, was
de Tweede Kamer, tot aan GroenLinks (!) toe, plotseling unaniem in het nemen van
stringente maatregelen tegen islamitische terreur en het verspreiden van
haatboodschappen. Maar eerder, zelfs na 'Madrid', domineerde nog de notie dat de
privacy toch vooral niet in het geding mag komen en dat de terreur - aldus
Balkenende - ook met ontwikkelingshulp moest worden bestreden. Het screenen van
immigranten en visumvragers op de kans dat zij tot een risicogroep behoren,
zoals dat overal elders ter wereld gebruikelijk is, is zelfs na de moord op Van
Gogh nog taboe in Nederland.
De bloemenzee op de plek waar Van Gogh werd vermoord, was tevens
een muurkrant van boosheid, van teleurstelling, van langdurig verlaten zijn door
de leiders van de stad, de leiders van het land. De honderden brieven en
slagzinnen waren wellicht nog bozer op de politiek dan op de terrorist Mohammed
Bouyeri. Al in de jaren tachtig werden in Amsterdam rapporten over de
verontrustende, misdadige activiteiten van Marokkaanse jongens verdonkeremaand.
Amsterdammers - ook zij die er graag de ogen voor zouden sluiten - voelen al
jaren de anti-westerse vijandigheid van jonge, vaak islamitische immigranten.
Nederland is sinds 2 november 2004 een hogedrukpan, een land dat het anker van
zijn illusies na de opkomst van en de moord op Fortuyn nog een keer, en zeker zo
roerig, is kwijtgeraakt. Nederland was nooit een multicultureel paradijs,
en dat wisten de meeste Nederlanders al lang, al mochten ze dat niet zien en al
helemaal niet zeggen. Omdat de feiten werden genegeerd, de ogen gesloten, valse
voorstellingen van zaken opgedrongen en de vrijheid van meningsuiting werd
onderdrukt, is de reactie nu des te heftiger. Het is de uitgestelde reflex van
de jaren zestig, die werden gevolgd door veertig jaar onverschilligheid en
lafheid, verscholen achter een volstrekt misplaatste morele, veelal Linkse
superioriteit.
Verwijt
Op de avond van 3 november - de dag na de moord op Van Gogh - reisde de
Nederlandse minister-president af naar Brussel. Hij keerde op de avond van 5
november terug naar Nederland. Dat is hem achteraf verweten, omdat hij onder
deze omstandigheden in Nederland had moeten zijn. Dat verwijt is onterecht.
Balkenende zat in Brussel namelijk de premiers en presidenten van de Europese
Unie voor, een in potentie machtig gezelschap dat wellicht als enige in staat is
om de burgers van Nederland en Europa beter te beveiligen tegen het aanhoudende
terroris-megevaar.
Het was voor Balkenende een uitgelezen moment om, gezien de terroristische moord
in Amsterdam, de steun van zijn Europese collega's te vragen voor nadere
maatregelen. Hij had daarmee niet alleen Europees, maar ook Nederlands
leiderschap kunnen tonen, het broodnodige vertrouwen kunnen wekken. 'Brussel'
was de ideale gelegenheid geweest, want de moord in Nederland was daar het
gesprek van de dag.
Maar Balkenende liet de kans lopen. Voorzitter Jan Peter Balkenende vertoonde in
Brussel een verbluffende inertie. Hij refereerde er op geen enkel moment aan het
verband tussen de terreur en de terreurdreiging in Nederland en het besluit over
terreurbestrijding waarover toevallig aan die Brusselse vergadertafel werd
besloten. Zelfs de verwijzing ontbrak naar zijn zelfgekozen missie om het oude
Nederlandse doel van de multiculturele samenleving te verlaten, maar van Europa
dan toch een 'mozaïek' van religies en nationaliteiten te maken.
De minister-president koos, alle mooie ambities over het beter luisteren naar de
mensen en het beter aan de man brengen van de Europese en Nederlandse politiek
ten spijt, voor slaapverwekkende ambtelijke betogen, zonder enige bevlogenheid
of een gevoel van urgentie.
Was het schaamte? Was het de specifiek Nederlandse angst om Europa - nog wel als
voorzitter - op te zadelen met de nationale sores? Was het angst om de omstreden
toelating van Turkije tot Europa? Hoe dan ook: het was een blunder.
Balkenende en ook Donner liepen vervolgens, net als hun voorgangers van andere
politieke gezindten, in de val van schuld en intimidatie, de angst om voor fout
te worden versleten. Hun houding - de nieuwe maatregelen tegen het terrorisme
daargelaten - leidt nog niet tot het begin van een oplossing voor de Nederlandse
crisis, die er allang was, maar die door de terrorist Mohammed Bouyeri nog
heftiger dan eerder zichtbaar werd gemaakt.
Verkrachte vrouw
Nederland reageert al een halve eeuw als een verkrachte vrouw die zich, tegen
beter weten in, aanpraat dat ze zelf verantwoordelijk is voor haar verkrachting.
Nederland is niet schuldig omdat het te onaardig was tegen de immigranten.
Nederland heeft de immigranten niet gelokt en niet misbruikt. Nederland heeft
wel nagelaten die immigranten erop te wijzen dat hun eigen verantwoordelijkheid
niet ophield met het overschrijden van de grenzen. Het heeft hen in plaats
daarvan hun verantwoordelijkheden afgenomen en lange tijd gestimuleerd om hun geïmporteerde
gewoontes aan te houden, ook als die strijdig zijn met de westerse rechtsstaat.
Nederland heeft geen enkele serieuze voorwaarde gesteld aan het verkrijgen van
de Nederlandse nationaliteit en doorgaans het behoud van de vorige nationaliteit
getolereerd. Nederland is niet schuldig en de Marokkanen zijn geen slachtoffer -
hooguit van het door misplaatst schuldgevoel aangejaagde gepamper.
Een deel van de immigranten en hun kinderen had oog voor die valse gevoelens van
schuld en is die gaan exploiteren. Wat even over het hoofd werd gezien, is dat
verwende jongens uit paternalistische moslimculturen hier hun seksistische
voorrechten ten opzichte van hun zusjes moeten opgeven en daar anti-westers op
reageren, en dat zij zelfs in de gevangenissen de kans krijgen te worden
geradicaliseerd door medegevangenen en door van staatswege ter beschikking
gestelde imams.
Toen de hele westerse wereld onder het schootsvuur van religieus geïnspireerde
terroristen kwam, behoorde risicoland Nederland tot de laatste landen die in
actie kwamen en de kandidaat-terroristen het leven zuur maakten, daarmee de
veiligheid van de eigen burgers en die van de buurlanden ondermijnend. Zonder de
erkenning van die toedracht is er geen schijn van kans om een nieuwe start te
kunnen maken. Conflicten kunnen een begin van een oplossing zijn, voortgezette
ontkenningen en simpelweg de mond houden nooit.
www.democrates.net 7 dec 2004
terug naar Heemland Archief, Heemland 2004, nr 29-30
terug naar Heemland 29, Ten geleide
hoofdbladzijde Heemland
naar Heemland Berichten, Nagedachtenis aan Hans Janmaat
Gedachten over inburgering