HEEMLAND 24 (zomer 2002)
MOED GEVRAAGD TEGEN JUK VAN DEMONISERING
Likken van politieke wonden
Luisterend naar een discussie in het programma Buitenhof van 26 mei van enkele PvdA kopstukken (Kalma, Monasch en Sjaron Dijksma) weet ik het zeker. De PvdA mist elk gevoel van solidariteit met de volkse nederlandse samenleving. Als men het in die partij over een thema als ‘uitsluiting’ heeft, wordt er in de verste verte niet gedacht aan de sociaal-politieke uitsluiting van omvangrijke inheems nederlandse volksgroepen. Men heeft het slechts over de ‘jammerlijke’ toestand van scholen die 'zwart' worden en vervolgens - bij een overschot aan zwarte scholen - soms leeg lopen en sluiten. Er is geen enkel oog, laat staan begrip voor het leed wat de verdreven ‘blanken’ is aangedaan. Er zijn naar deze cultureel 'blanke' nederlanders toe slechts verwijten over ‘intolerantie, egocentrisme, onderbuikgevoelens, gebrek aan aanpassing aan als ‘noodwendig’ opgelegde multiculturele veranderingen van hun buurten en land, en god mag weten wat voor racisme. Als ‘foute’ mensen die "niet deugen", de ergste morele banvloek in naoorlogs Nederland, werden ze bij voorbaat in de hoek gezet.
Door de elites in de media, in het bestuur, bij justitie en politiek met hun omhoog geheven betweterige vingertjes, werden die gewone ‘blanke’ nederlanders op hun verachtelijkheid gewezen. De toonzettende elites (links, kerks en ook ultraliberaal (tegenwoordig hard ‘rechts’ geheten)), die het zo goed met ‘de mensen’ zeiden voor te hebben, hebben deze nederlandse groepen uitgesloten weten te krijgen van het democratische openbare debat en hebben de politiek-actieve zaakbehartigers onder hen ernstig belemmerd in het sociaal functioneren in hun beroep en soms zelfs in hun privé-sfeer langs de weg van hemeltergende verguizing, later demonisering genoemd. Meest middels langdurig treiteren en boycotten zijn ze verdreven (een soort informele politieke beroepsverboden) uit de publieke sectoren waar ze totdan werkzaam waren (Janmaat, Giesen, de Wijer, van der Heiden, Termijn, Vierling, Brookman e.a.), of ze werden gedwongen zich nooit meer met politiek werk bezig te houden op straffe van ontslag of boycot van werk (Brookman, Konst, Overwater, Sparreboom, Rüter e.a.). Iedereen die daar kennis van wil nemen kan zijn oor te luisteren leggen bij hen die publiekelijk, al was het maar in geringe mate, bekend waren geworden en het demoniseren aan den lijve ondervonden. Er waren tal van fysieke bedreigingen, klopjachten en pogingen tot verwonden. Verbale verwensingen aan het adres van henzelf en hun familieleden, en vernielingen aan bezittingen werden doodgewoon gevonden. Vergeleken bij deze vroegere terreur waren de demoniseringen en bedreigingen aan het adres van Fortuyn en zijn medewerkers kinderspel, behalve natuurlijk zijn laatste tragische einde, welk lot destijds ook vooraanstaande centrumdemocraten gemakkelijk had kunnen overkomen.
Het begon al in de zeventiger jaren in de hoogtijdagen van de Linkse Kerk waarbij dissidenten die de multicultuur en immigratie in de bestaande gevestigde partijen aan de orde wilden stellen en wilden bestrijden, deze partijen uitgewerkt werden. Zelf heb ik als voormalig sociaal-democraat, lid van de PvdA sinds 1960, dit proces van politieke uitdrijving van nabij meegemaakt in de PvdA, ik weet dondersgoed waar ik over praat. Nadat velen door de gevestigde politiek als recalcitrant en onbelangrijk weggewuifd zijn en soms politiek onderdak vonden in nieuwe groeperingen, werd deze organisaties het leven zuur gemaakt via onverdroten fysieke en mentale terreur, denk aan het lot van DS'70, Centrumpartij en Centrumdemocraten en tot slot de uitzetting van Pim Fortuyn uit Leefbaar Nederland.
Als dan zo’n partij als de PvdA, (die in die zeventiger en
tachtiger jaren haar gewone leden heeft veronachtzaamd en willens en wetens
heeft uitgedreven, en tegelijk via centralisering de interne politieke
besluitvorming en kandidaatsvoordrachten op slot heeft gedaan voor de gewone
leden), het nog heeft over ‘onze mensen’, dan vraag je je echt af wat ze
daar in godsnaam mee willen bedoelen gezien hun tientallen jaren lang voor grote
groepen autochtone nederlanders puur slecht sociaal-kapitalistisch economisch
bewind en sociaal-cultureel ethologisch beleid.
Uit het bovenvermelde televisieprogramma bleek dat ze zich
aan deze groepen nog steeds niets gelegen laten liggen, er bestaat bij hen niet
eens het besef van hun verraad. Indien dat wel zo is want niets is bij hen
ondenkbaar, zijn ze nog duivelser bezig dan verraders, die in hun eigen belangen
verstrikt zijn geraakt. Er is bij de afgelopen verkiezingen voor gemeenteraden
en Tweede Kamer bij zeer grote gedeelten van de totale kiesgerechtigde bevolking
van Nederland gestemd langs etnische lijnen. Hiermee zijn PvdA en GroenLinks
allochtonenpartijen geworden en CDA, Leefbaren en Fortunisten van het LPF
autochtonenpartijen.
Deze etnisch-politieke herverdeling is, hoe graag men dat bij de PvdA ook terug
zou willen draaien met hun verwijzing naar ‘onze mensen’, voor de
socialisten niet meer ongedaan te maken na een zo hartgrondige, langdurige
miskenning.
Likken van journalistieke wonden
Ongekend gehaast hebben journalisten van allerlei pluimage zich ingezet om toen het massale rouwbetoon na de moord op Pim Fortuyn op gang, hem sociaal-politiek in te lijven en bij te zetten in het kamp van de ‘goeden’. Zelfs Wouter Bos (PvdA) werd bij Harry Mens opgevoerd om te vertellen dat Fortuyn ook zogenaamd ‘linkse’ ideeën had zoals de deprivatisering en de stopzetting van verdere liberalisering van algemene monopoloïde nutsvoorzieningen zoals NS, Schiphol, telefonie, energie- en waterbedrijven, kabelnetwerken en zovoort (het is een raadsel wat hier links aan is, het is wel anti(neo)liberaal) en er werd zelfs een grootscheepse publiciteitscampagne gestart om het ‘extreemrechtse beeld’ van zijn politiek in het buitenland te corrigeren. Ineens mocht hij postuum niet meer als ‘extreemrechts’ betiteld worden, een term die niet alleen hijzelf maar ook zijn politieke voorgangers (uit de Centrumstroming) altijd verafschuwd en verworpen hebben.
Zeer ernstig is dat sommigen, zowel onder Fortuyn’s eigen aanhang als bij de reguliere pers en gevestigde politiek, de persoon Fortuyn denken te rehabiliteren door die politieke voorgangers, die werkten in veel moeilijker tijden en veel meer te verduren hadden, nog eens extra te vertrappen. Dit is buitengewoon vals maar sportieve, openlijke erkenning dat men tegen deze andersdenkenden intensief bezig is geweest met het uitdragen van smaadroep, blijkt zeer weinigen gegeven. Natuurlijk zijn het dus vooralsnog weer niet deze politieke voorgangers die nog eerherstel te verwachten hebben, te beginnen bij DS’70 en de Centrumpartij, die al jaren geleden publiekelijk en luid gewaarschuwd hebben voor het ontstaan van de huidige gevaarlijke toestanden en die deze voorkomen wilden toen het nog kon. Die uiteindelijke eer zouden zij toch moeten krijgen ?
Neen, het zijn de profijt-ruikende, trendzettende trappers naar omlaag, die zichzelf en de lieden die - toen de zaken allang volledig aan het ontsporen waren - nog een beetje napruttelden en zich verscholen achter het feit dat ‘links’ in het parlement nu eenmaal de meerderheid had, ophemelen. Onder die lieden roemen ze steeds Bolkestein die in het regeerakkoord voor zijn rijke aanhang van alles regelde, maar naliet van asiel- en immigratiebeperkingen keiharde punten te maken, en vervolgens naar Brussel aftaaide. Maar Bolk had al een goed voorbeeld aan Wiegel, toen deze minister van Binnenlandse Zaken was en ook van alles liet passeren. Allebei zijn het brallende, opportunistische schippers aan de wal, laf tot op het bot. Politiek en journalistiek hebben zich gedurende de afgelopen dertig jaar schandelijk misdragen.
Nu sputteren journalisten dat ze - al enige jaren eerder
dan Fortuyn - heikele zaken in de pers aan het bespreken waren, de
taboeïsering zouden hebben open gegooid, al gewaarschuwd zouden hebben. Indien
dat al het geval geweest is, dan zijn het slechts zeldzame enkelingen geweest.
Een enkel weekblad als Elsevier onder zijn voormalige hoofdredacteur H.J. Schoo
nam - na de uitschakeling van de CD van Janmaat - de smeulende fakkel
over.
Het is je reinste verdraaiing van de feiten dat ‘de
journalistiek’ in zijn algemeenheid al eerder ‘om geweest zou zijn’. Noch
rechtse media als Tros, Avro, Telegraaf en AD, noch linkse als Trouw, NCRV,
Volkskrant, NPS, NOVA en Vrij Nederland waren om. Het enige ‘positief’
meldbare over de media van vòòr Pim's dood was dat men het grote geld hoorde
rinkelen, want Pim met zijn buitenissige, opvallende wandel bleek een
mediagenieke kaskraker van jewelste. Het heeft hem vleugels gegeven. Hij werd
hierdoor publicitair omhoog gestuwd in de volksgunst met alle gevolgen vandien.
De eclipserende gebeurtenissen erna kennen we.
Een voorbeeld van zulk sputterend journalistendom is Bert Vuijsje, oud adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant, die in die krant op 25 mei in het artikel "De mythe van het taboe" wel schetsmatig het ontstaan van de taboeïsering van het immigratievraagstuk (Peter Schumacher, Frank Bovenkerk) rond 1970 beschrijft, maar zeer opzettelijk de gehele periode van rond 1980 en later, die in het teken stond van politieke pogingen van de Centrumstroming om de taboes (waaronder pleidooien voor referenda, erkenning vragen van en nadruk leggen op een eigen nederlandse identiteit, vermindering van de bevolkingsdruk, immigratiestop en remigratiebevordering) te doorbreken, overslaat om te vervolgen met zijn eveneens ‘linkse’ naamgenoot Herman Vuijsje die in 1986 de 'taboeïsering' en alles eromheen wijt aan een schuldcomplex bij de gevestigde elites stammend uit WO II, en erna doorholt naar een Pinto, Beerenhout en Scheffer met hun vragen om een betere integratie.
Waar waren die lieden journalisten echter toen de gehele wetgeving omgespit werd
om andersdenkende nederlanders het woord te ontnemen door middel van ondermeer
de strafwetregels omtrent het aanzetten tot haat en/of discriminatie ?
Deze strafrechtsartikelen, de zogeheten 'haatzaai-artikelen'
waren regelrecht bedoeld om de immigratie en integratie onbelemmerd te laten
doorgaan en de burgerlijke en politieke vrijheden in te perken van degenen die
ertegen waren. Dus de nog in het grondwetsartikel 1 gewaarborgde eerbiediging
van politieke overtuiging werd stelselmatig uit alle wetten en regels inzake
non-discriminatie weggelaten (of geschrapt) overal waar de non-discriminatie
werd ingevoerd.
Overigens is grondwetsartikel 1 staatkundig terecht
zondermeer omstreden vanwege zijn verbod op onderscheid naar nationaliteit.
Juridisering en publieke demonisering
Deze juridisering van het politiek correcte denken en de uitsluiting van elk ander gedachtengoed kreeg in die tachtiger jaren zijn beslag en werd vervolgens ingezet tegen de ontstane politieke oppositie, die bovendien moreel belasterd werd door deze als ‘fout’ voor te stellen, al verwezen ze in niets naar de ideeën van het nazisme. Zeer ijverig werd daar wel door de tegenstanders naar gespeurd net als bij Fortuyn, maar een simpele etikettering ('extreemrechts', 'racist', 'fout') hielp al geweldig. En natuurlijk werd de enkele neo-nazistische gek, domme snoever of agent-provocateur in die periode van zware demonisering wel gevonden. Na de gedeeltelijke demonisering en criminalisering was deze oppositiebeweging midden jaren negentig tenslotte gevloerd. De journalistiek keek naar de uitschakeling en vond het allemaal prachtig, net zo enthousiast als nu post mortem alle verheerlijking rond Pim prachtig gevonden wordt door diezelfde journalistiek.
Tijdens het laatste paarse regiem (1998-2002) bleven de
politiek onbesproken vraagstukken wel voort etteren. Natuurlijk mochten een paar
journalisten van politiek-correcte huize na de politieke uitschakeling van de
centrumdemocraten wat vrijer geschreven stukken plaatsen over het mislukken van
de integratie van groepen allochtonen, over criminaliteit en dergelijke. Maar
tegelijk schoof wel de vrijheid om nog te praten over remigratie op naar vrijwel
nul en werden ook immigratie en de enorme stijging van de bevolkingsdruk meer en
meer tot ‘foute’ onderwerpen verklaard omdat deze processen ‘economisch’
vanwege het Noord-Zuid-verschil in de wereld en de globalisering onvermijdelijk
zouden zijn.
De journalistieke zelfophemeling, waar Vuijsje zo blijk van
geeft met zijn breedvoerige uiteenzetting met voorbeelden over gepleegde
journalistieke "ontmaskering van politiek correcte taboes",
slaat historisch en politiek nergens op gezien de lafheid vanaf de zeventiger
tot diep in de negentiger jaren toen geen journalist het monddood maken van
nederlanders aanklaagde, laat staan dat die het durfde hekelen.
Het is pas Elsevier dat schoorvoetend openhartige artikelen
laat publiceren en van waaruit Fortuyn, Wynia, Schoo en anderen vanuit de
reguliere journalistieke top met hun eerste kritiek op het gezag zelf
komen (na de politieke uitschakeling van de centrumstroming); ze weten langzaam
het licht op oranje en dan op groen te draaien.
Van daaruit mag Fortuyn omgeven door een bevriende kring uit
het establishment zijn politieke ambities waarmaken, zich volop materieel en
sociaal gesteund wetend en mede hierdoor als salonfähig personage onaanraakbaar
verklaard. Fel keert hij zich meteen tegen elke aantijging hem eveneens ‘fout’
te noemen; hij doet dit met meer of minder succes.
Maar de gevestigde stromingen waaronder met name de links-(neo)liberale
van D66 en NRC-Handelsblad en de vanouds links-socialistische geven de
taboeïsering en demonisering niet zomaar op; zelfs de kring van Telegraaf en
VVD geeft niet voetstoots toe. Ze gaan er rustig mee door, met belerende
zogenaamde ‘ontmaskeringen’ van ‘foute’ opmerkingen (Nederland is vol,
schrappen van grondwetsartikel 1) en met verdachtmakingen door te verwijzen
naar het nazisme en WO II, wat vroeger voor hen zo uitstekend gewerkt heeft om
anderen uit te stoten.
Verongelijkt zoals dat bij hem hoorde, klaagde Fortuyn dan
over deze voorspelbare smaadroep en trachtte zich te distantiëren van andere
door hem nooit goed bestudeerde, in hun politiek in meer of mindere mate
overeenkomende buitenlandse politici die vaak even onterecht als hijzelf
verketterd worden als ‘extreemrechts’. Pim deed dit met een krampachtig
afwerende houding welke die andere politici alsdan vaak bepaald geen recht deed.
Wie gaat het juk afschudden ?
De LPF en de advocaten Spong en Hammerstein, die nu - na diens tragische dood - het zaaien van haat naar hem, Fortuyn alsnog strafrechtelijk willen laten vervolgen, als een laatste wens van hem, mocht hij vermoord worden, waarmee hijzelf kennelijk ernstig rekening hield, doen er goed aan zich deze gehele politiek-journalistieke en juridische demoniseringsgeschiedenis die begonnen is op het einde der zestiger jaren, te overzien. Heel bewust is destijds de vrijheid van politieke overtuiging uit de artikelen in het strafrecht die handelen over het aanzetten tot haat en/of discriminatie weggelaten; en heel bewust is hiermee de vrijheid van meningsuiting ernstig ingeperkt om onwelgevallige meningen meteen in de kiem te kunnen en mogen smoren door middel van de demonisering, de tot haat aanzettende laster en verdachtmakingen door gebruikmaking van misselijke verwijzingen.
Dat deze advocaten - spijtig genoeg – uitgerekend
hun toevlucht moeten nemen tot deze bedenkelijke strafrechtsartikelen (de 'haatzaai-artikelen')
om de plegers van de bewuste demonisering met haar overbekende publieke gevolgen
van sociale uitsluiting, ontneming van meningsvrijheid en vogelvrijverklaring,
aan de kaak te stellen en te laten vervolgen, geeft aan hoe weinig
rechtsmiddelen in Nederland personen (en groepen) die bedreigd worden door
demonisering, ter beschikking staan.
De bedreigden komen in een belabberde toestand terecht waar
vrijwel niet uit weg te komen is; mogelijkheden tot effectief verweer tegen
demonisering bestaan nauwelijks of worden niet toegekend. Als het er echt op
aankomt zoals bij politieke verschillen, is het met de vrijheid van
meningsuiting bar slecht gesteld.
De strafrechtsartikelen inzake discriminatie zijn destijds
vooral ook voor de beknotting van de vrije mening geschreven. Pim zelf stelde
dit in zijn beruchte Volkskrant-interview van 9 februari 2002 trefzeker vast
waar hij het had over de grondwettelijk strijdige beknotting van de vrijheid van
meningsuiting door het vanwege grondwetsartikel 1 ingevoerde beginsel van
non-discriminatie in alle wet- en regelgeving. Dit grondwetsartikel 1 wilde hij
derhalve ter discussie stellen.
Kees Lunshof, commentator bij de Telegraaf, beschouwde
Fortuyn na diens afwijzing door Leefbaar Nederland meteen als een aangeschoten
politieke "paria" vanwege dit omstreden interview en de reeds
eerder gestarte demonisering, in lijn met de politieke en juridische ervaringen
van de voorbije decennia. Aanvankelijk leek hij inzake de ernst van het
demoniseringsklimaat tegen Pim Fortuyn voorbarig te zijn geweest in het licht
van alle latere publiciteit,….. tot de dag van 6 mei.
Vrijheidsverwerving vraagt om moed
De LPF lijkt al blij te zijn dat ze nu het eigen hachje mag redden: Ze wil "deëscaleren", mede omdat koningin Beatrix zo 'bezorgd' is over de haar pas gebleken ernstige politiek-sociale kloof onder de bevolking en met klem aan fractievoorzitter Mat Herben gevraagd heeft om aan het overbruggen van die kloof van maatschappelijke tegenstellingen bij te dragen. De LPF loopt weg van het aangekondigde juridische gevecht want haar wacht immers regeringsdeelname; dan moet je vooral niet moeilijk gaan doen. Ze wil zelfs "minnelijk schikken", als maar "excuses" worden aangeboden en het gebruik van het woord "extreemrechts" wordt ingeslikt. Van de fortunisten van de LPF hoeven we kennelijk geen strijdvaardige aanpak te verwachten van het demoniseren. De linkse politieke wetenschapper Meindert Fennema bekent nu (anno 2002 in "De wraak van rechts Nederland" in Volkskrant 17 mei '02) dat hij, toen hij als getuige-deskundige uitgenodigd was door L. van Heijningen, advocaat van Hans Janmaat op de strafrechtzitting te Zwolle in 1997, aldaar zelfs niet durfde verschijnen uit vrees om alsdan ook gedemoniseerd te worden in de media, zo groot schatte hij het smaadvermogen van de "antiracistische consensus" in, ongebreideld en buitenzinnig.
Wie wil en kan de politieke vrijheden in Nederland weer herstellen, wie behoedt het volk nu en in de toekomst voor dit politieke haatzaaiwerk door verstokte politieke tegenstanders, wie bestrijdt deze demonisering ? De betreffende voor de politieke vrijheden discriminatoire strafrechtsartikelen, die vanwege hun mateloze inperking van de vrijheid van meningsuiting door Fortuyn terecht gehekeld zijn, dienen zondermeer aangepakt te worden. Ze worden in velerlei opzichten grenzeloos misbruikt. Worden ook de gedachtenpolitie en gedachtenjustitie zelf doorgelicht en aangepakt ? Worden deze slechte strafrechtsartikelen politiek-juridisch herzien ? Worden als wettelijke gronden van strafvervolging voor het aanzetten tot haat en/of discriminatie, hierin ook de gronden van politieke gezindheid en gewetensvrijheid opgenomen ? Worden deze artikelen sterk in hun werking beperkt door harde bewijsvoering te eisen van de aanbrenger en de aanklager, en door het respecteren van de vrijheid van meningsuiting en opvattingen en die van gewetensvrijheid erin vast te gaan leggen ? Wie neemt er politiek en juridisch die weerbarstige horde ?, wie neemt de handschoen op ? Spong en Hammerstein ?
Voorlopig is hun klacht niet ontvankelijk verklaard door het Openbaar Ministerie (OM), een extreem partijdige instantie in zulke zaken. Bij deze weigering valt op dat er nu gesteld wordt dat er bij het aanzetten tot haat en/of discriminatie wegens politieke gezindheid getwijfeld wordt aan de diepgang van de levensbeschouwelijke opvattingen van de geschade die leiden tot die bepaalde politieke gezindheid. Zou dat ook gelden als het om het CDA of de PvdA was gegaan wanneer daar mensen naar het leven gestaan waren ? Indien de LPF zelf ter zake geen stappen gaat ondernemen door de wetgeving inzake discriminatie en strafvervolging op de politieke agenda te zetten om ondermeer toekomstige demoniseringen uit te bannen en de vrijheid van meningsuiting sterk te verbeteren, dan heeft de partijfractie van de LPF onder leiding van Herben en Hoogendijk bitter weinig begrepen van de wil, het hevige verlangen van ontelbare stemmers op de LPF om bevrijd te worden van de jarenlange geestelijke dwingelandij door de gevestigde orde.
Slechts door zich terug te trekken in de vrijplaatsen van welstand en geloof, (dit laatste is voor de uitverkoren gelovigen heerlijk grondwettelijk vastgelegd), kan men zich aan de politiek-correcte gedachtenpolitie enigermate onttrekken zoals Thom de Graaf van D66 al spijtig vaststelde. Het in culturele zin blanke Nederlandse volk heeft de diepere oorzaak voor de aanslag op Pim Fortuyn feilloos aangevoeld, het weet zich tot en met de mond gesnoerd en is vooral ook hierom massaal de straat op gegaan om hem te gedenken die deze muilkorving doorbrak, als symbool voor henzelf als hun voorvechter van het gebruik van het vrije woord. Velen wierpen met deze openlijke, grootschalige demonstratie van genegenheid tegelijk het mentale juk van het gezag af, dat hen zolang klein gehouden had en geknecht.
En de vrienden van Pim mogen zich terdege bewust te zijn dat het oud-minister Gerrit Zalm (VVD) was die als eerste van Pim Fortuyn zei "Hij deugt niet" en die met Ad Melkert en Kars Veling vond dat men niet "achter verkeerde leiders" aan moest gaan lopen. De voorliefde van de LPF van thans met zijn ultraliberale vennoten die pleiten voor regeringsdeelname van de rechts-liberale VVD, is in dit kader op z’n minst hoogst merkwaardig. De VVD heeft er helemaal geen blijk van gegeven dat ze de geestelijke repressie of - op materieel vlak - de gierende reële inflatie tengevolge van alle prijsstijgingen (zoals ook van de woonlasten), die onder toezicht van de overheid plaats vinden, wil tegengaan ? Met dit al wordt het zeer twijfelachtig of regeringsdeelname van de LPF wel zal leiden tot meer vrijheid van meningsuiting en tot het afschudden van het multiculturele juk en de mentale demonisering, terwijl sociaal-economisch bij zo’n soort centrum-rechtse regering een zeer groot gedeelte van de stemmers op het LPF, (nederlanders met gewone huishoudinkomens), maar moet zien of ze wel passende volksvertegenwoordigers voor haar belangen en waarden gekozen heeft.
Mart Giesen
27 mei 2002, herzien 5 juni 2002
terug naar hoofdblad heemland
naar Heemland 24, Herdenken, herkauwen en herkiezen