HEEMLAND 14 (herfst 1999)

 

EEN OVERBODIG MINISTERIE

Een belangrijk deel van de rijksoverheid bestaat uit het ministerie van Economische Zaken. Een kritische kijk op de taken en functies van dit departement leert dat het vrijwel geheel kan verdwijnen, met name door de toename van het belang van de Europese Unie dat een vrij verkeer van personen, goederen en geld nastreeft.

Overbodigheid en verspilling

Een hoofdtaak van het ministerie behelst exportbevorderings- en industriebeleid; de overheid heeft de indruk dat stimulering en coördinatie van bedrijfsactiviteiten een overheidstaak is. Dit standpunt is onterecht; het Verdrag van Rome (1957) – de bakermat van de EU – verbiedt enige vorm van staatssteun aan het bedrijfsleven, vanwege concurrentie-verstoring (art 86-90 Verdrag). Indien een bedrijf hulp of informatie nodig heeft voor activiteiten, kan het terecht bij de Kamers van Koophandel of bedrijstakorganisaties of –koepels. Voor marktonderzoek zijn er uitstekende commerciële buro’s of universiteiten beschikbaar.

Het Verdrag van Rome verbiedt financiële steun aan bedrijven in algemene zin; desondanks heeft onze overheid in de afgelopen 20 jaar miljarden guldens verleend aan RSV, Philips, DAF, Fokker, OGEM, Volvo, DSM enzovoorts, terwijl die bedrijven dat niet nodig hadden, het niet nuttig hebben besteed en er in elk geval geen recht op hadden. Het toezicht vanuit de overheid op de feitelijke besteding van deze subsidie was vaak nog minder dan minimaal, zoals recentelijk bleek toen de inkomstensteun aan Nederlandse benzinepomphouders door Brussel werd verboden. De verschafte staatssteun aan Fokker, RSV enzovoorts tonen alleen maar aan dat de overheid te weinig deskundigheid bezit van een specifieke bedrijfstak om effectief te kunnen ingrijpen, terwijl dat ingrijpen bij wet verboden is. Derhalve zijn miljarden guldens aan belastinggelden misbruikt. De overheid hoeft bij noodlijdende ondernemingen geen enkele rol te spelen en eigent zich ten onrechte taken toe; de markt dient hier haar werk te doen.

Prijzenwet

Beleid ten aanzien van export, coördinatie en stimulering van bedrijven zijn dus overbodig; wat overblijft zijn drie terreinen waarop enig overheidsbeleid in beginsel zinvol kan zijn.
Het eerste terrein betreft de Prijzenwet; hoewel er slechts enkele producten bestaan waarop deze van toepassing is (brood, suiker) is dit in een tijd van (grote) inflatie een zinvol instrument van de overheid. De laatste 20 jaar is de inflatie zeer beperkt gebleven (met uitzondering van wonen/Red.) en het ziet er niet naar uit dat deze in de naaste toekomst veel groter zal worden. De enige bedrijfstak (naast de woningmarkt/Red.) waar toezicht zinvol zou zijn, is de landbouw, gezien het feit dat de prijzen in de EU door subsidies veel te hoog zijn: het behelst hier een verkapte inkomenssteun aan de Europese boeren.

Consumentenbeleid

Het tweede zinvolle gebied is consumentenbeleid; de consument staat nog steeds tamelijk zwak tegenover sommige producenten. Hoewel er een sterke consumentenbeweging is (de consumentenbond en de patiëntenbeweging in de gezondheidszorg) met veel voorlichting en service aan de leden bij conflicten met producenten/dienstverleners, lijkt de overheid als derde partij vooralsnog van belang om de positie van de consument verder te versterken en te beschermen. De belangrijke Wet Productaansprakelijkheid van 1991 (een Brusselse uitvinding) geeft de consument overigens reeds een goede bescherming tegen foute en/of gevaarlijke producten, terwijl in de zorgsector de laatste 5 jaar enkele belangrijke wetten zijn aanvaard die de rechtspositie van de patiënt versterken.

Mededinging

Het derde terrein behelst mededinging; in het eerder genoemde Verdrag van Rome is bepaald dat het toezicht houden op voldoende mededinging binnen de bedrijfstakken een kerntaak van de (Europese) overheid is. Nederland heeft dit niet zo goed begrepen want pas enkele jaren geleden is de Nederlandse Mededingings Autoriteit opgericht, de opvolger van de Commissie Economische Mededinging, wat 40 jaar eerder had moeten gebeuren.
Kern van dit beleid is het bewaken van voldoende mededinging binnen een bedrijfstak en het verbod op monopolies en overheidssubsidies, conform het Verdrag van Rome. Mededinging is ten principale Europees beleid; vanuit de Brusselse instellingen wordt toezicht gehouden op mededinging, fusies, kartels, enzovoort. de nationale overheden hebben niet meer dan een bijrol De verloren zaken tegen Hofmann la Roche, inzake de prijzen van valium en librium, uit de jaren ’70 toonde al aan dat de Nederlandse deskundigheid op dit beleidsterrein tamelijk beperkt is.

Mijns inziens is het mededingingsbeleid in ons land nog te weinig geïmplementeerd; de aanwezigheid van gesubsidieerde kinderopvang is beslist geen verheidstaak en vervalst de mededinging met commerciële kinderopvang- en tieneropvang-instellingen. De Welzijnswet is op dit punt onrechtmatig c.q. nietig vanuit Europees-rechtelijk perspectief. Gezien de vigerende overbevolking in ons land begrijp ik al helemaal niet waarom kinderen gesubsidieerd moeten worden en dat voor adoptiekosten fiscale aftrekmogelijkheden bestaan.

Conclusie

Het ministerie van Economische Zaken kan getransformeerd worden tot drie kleine, goedkope en efficiënte diensten: een voor prijzen, een voor consumenten en een voor mededinging. De rest van de taken van EZ is overbodig en kan verdwijnen. Dat zal tevens de kans op fouten van de overheid verkleinen en de kosten van de overheid verlagen. Dit zal belastingvoordelen opleveren voor de burger en het bedrijfsleven.

Alfons Mantel

 

OVERHEID VOOR WIE EIGENLIJK ?

De redactie onderschrijft de impliciete stelling van Mantel dat de overheid zich op economisch gebied beter kan beperken tot die taken die de eigen bevolking tegen machtsmisbruik en ongewenste effecten beschermen. De deelterreinen van overheidsbemoeienis (consumenten- en prijzenbeleid) zijn hierbij onontbeerlijk en vragen juist forse versterking. Vanuit onze nationaalgezinde visie vinden we in het algemeen grotere bevoegdheden van nationale en regionale overheden tegenover ‘Brussel’ gewenst. Taken moeten niet zomaar aan ‘Brussel’ overgelaten worden. Wel onderschrijven we dat de Nederlandse overheid eens volledig doorgelicht zou moeten worden.
Oneigenlijke taken, slechte vreemde wetten en volledig uit de hand gelopen regelingen zijn meer regel dan uitzondering geworden. Door de geringe mogelijkheden van ‘democratische’ controle op en bijsturing van overheden is er in openbare lichamen een laisser-faire mentaliteit ontstaan, die slecht is voor het functioneren van de democratie zelf en voor de samenleving als geheel.
Het politieke bedrijf zelf heeft de invloed van het volk op het overheidshandelen middels verkiezingen en vertegenwoordiging tot een wassen neus gemaakt. Ondertussen geeft deze overheid miljarden uit voor zaken die bar weinig instemming vinden onder de bevolking (behalve bij beroepspolitici). Het overheidsoptreden en de navenante politieke besluiten roepen bij veel burgers slechts weerzin en afkeer op. Men ziet zijn belangen te vaak heel ernstig geschaad, ziet de gang van zaken grandioos ontsporen en keert zich af van ‘de politiek’. De burgers mogen zich naar onze mening afvragen of ze niet verzeild zijn geraakt in een ‘democratische dictatuur’.

De Redactie

 

 

Terug naar Heemland Archief

Terug naar hoofdbladzijde Heemland

Terug naar Heemland 13, Ten geleide

Terug naar Heemland 14, Ten geleide

 

 

 

Einde van Heemland 14

Naar Heemland 15, Ten geleide

e-post: heemland@heemland.nl